Lavandula stoechas en Rosmarinus officinalis zijn twee geneeskrachtige planten die in de streek van Béjaia wijd verbreid zijn. Zij worden in de fytotherapie gebruikt voor hun antioxiderende en antibacteriële activiteit omdat zij rijk zijn aan actieve stoffen (etherische oliën en polyfenolen), hetgeen hun keuze in de onderhavige studie rechtvaardigt. De opbrengst aan etherische olie van de twee planten is 0,227±0,05 voor rozemarijn en 0,245±0,04 voor lavendel. Het totale polyfenolgehalte van lavendel (89±7mg/g) is statistisch hoger dan dat van rozemarijn (56,73±5,46mg/g). De antioxidantwerking gemeten met DPPH-radicaal gaf voor lavendel 85,79±0,27% (fenolische extracten) en 62,64±7,73% (ruwe olie) en voor rozemarijn 45,46±11,29% (fenolische extracten) en 76,39±3,12% (ruwe olie). De reductietest geeft aan dat deze activiteit evenredig is met de concentratie, waarbij lavendel een hoger reductievermogen heeft dan rozemarijn. Het zijn echter de synthetische antioxidanten die een groter effect hebben dan de extracten van de twee planten.