Dit boek is een autobiografische beschrijving van verschillende perioden uit het leven van een bioloog, die de verschillen tussen de mens en de andere zoogdieren tijdens zijn leven geleidelijk zag vervagen.Alle dieren zijn door de evolutie voorzien van unieke specialistische eigenschappen. De mens was een aap (primaat zo men wil) die daarbij als eerste taal ontwikkelde. Daardoor kon hij heel goed communiceren met zijn soortgenoten en daarmee profiteerde hij van wat die soortgenoten allemaal uitvonden en ontwikkelden. De andere zoogdieren leerden alleen van de soortgenoten in hun directe omgeving. Juist omdat de mensheid als geheel genomen een enorme ontwikkeling heeft doorgemaakt dankzij die taal, is de mens zijn eigen soort los gaan zien van de rest van het leven op aarde. Vergeten werd dat veruit de meeste mensen zelf weinig bijdroegen aan de nieuwe ontwikkelingen die hen nu allen ten dienste staan. Ze gedragen zich vaak als mieren die hard werken, maar er zijn er ook velen wier leven zich voornamelijk in shopping centra of uitgaanscentra afspeelt.Toch zag de mens zich zelf tenslotte niet meer als onderdeel van het leven op aarde waaruit hij was voortgekomen.Hij kwam zelfs op het idee dat hij het resultaat was van een heel aparte schepping en noemde zijn kop ter onderscheid van al die andere dieren dan ook hoofd. Als bioloog keek ik ook naar mijn kat, die nooit buiten kwam en dus ook nooit andere katten zag om iets van te leren, maar zichzelf toch verschillende kunstjes leerde en ontdekte hoe je daar je voordeel mee kon doen. Als alle katten in de wereld elkaar regelmatig zagen en spraken zouden ze ook allemaal elkaars kunstjes kunnen overnemen. Al met al zie ik de mens dus als een van de vele zoogdieren. Het voornaamste verschil is gelegen in de enorme eigendunk die de mens als soort ontwikkelde. Maar zijn hersens verschillen nog niet zoveel van zijn vroegere soortgenoten die nog met zijn allen op mammoeten jaagden, zoals wolven gezamenlijk een veel grotere eland belagen waar zij elk voor zich geen kans tegen zouden maken. Een groot deel van alle dieren waartussen de bioloog zich beweegt, wordt dan ook gevormd door soortgenoten van hem, zoals familieleden, paters, professoren, wetenschappers, vrouwen en gelovigen. Die komen in dit boek dat ook ruimschoots aan bod. De auteur heeft zich ruim een halve eeuw beziggehouden met celbiologisch en immunologisch onderzoek, dat net als al het andere onderzoek aan het leven op aarde, inclusief dat aan de mens, valt onder de discipline biologie. Een autobiografie hoeft zich per definitie niet te houden aan de regels die binnen de natuurwetenschappen gebruikelijk zijn, omdat die afhankelijk is van herinneringen die nu eenmaal geleidelijk vervagen. Ik prijs mij echter gelukkig dat ik genen heb, die er voor zorgen dat de leuke kanten van het leven minder snel vervagen dan de vervelende kanten. Maar ik leef mee met hen waarvoor het omgekeerde geldt. Er valt dus veel te lachen bij het lezen van dit boek.
Hinweis: Dieser Artikel kann nur an eine deutsche Lieferadresse ausgeliefert werden.
Hinweis: Dieser Artikel kann nur an eine deutsche Lieferadresse ausgeliefert werden.