Het doel van deze werkzaamheden is het analyseren van de simulatie tussen de partijen bij de procedurele overeenkomsten en het vaststellen van de gevolgen ervan. In de algemene clausule van de procedurele onderhandelingen als bedoeld in artikel 190 van het GOG is de mogelijkheid van atypiciteit in dit instituut vastgesteld. Zo zou het mogelijk zijn dat bepaalde rechten en bepalingen die niet in een specifieke wettelijke machtiging zijn opgenomen, in de loop van het proces het voorwerp uitmaken van een verdrag. Hiervoor moeten echter wel bepaalde grenzen in acht worden genomen om misbruik van het recht te voorkomen. In die zin is het de bedoeling te onderzoeken hoe de simulatie, die in het burgerlijk recht veel strenger wordt geanalyseerd, in het procesrecht kan worden omgezet om de vereisten ervan te analyseren en te voorkomen dat de heilzame doeleinden die procedurele verdragen aan de samenleving geven, door het individu en de egoïstische belangen van de partijen verkeerd worden voorgesteld. Daartoe zullen de grondslagen van de procedurele onderhandelingen, het simulatie-instituut, de omzetting van de instituten en ten slotte de straffen en sancties die voortvloeien uit de onwettige rechtshandeling worden geanalyseerd vanuit het perspectief van de studie van de theorie van de procesonbekwaamheid.