In de moderne taalkundige studies van de religieuze communicatie wordt veel belang gehecht aan de studie van de prediking. De prediking wordt echter vaak beschouwd vanuit een eng linguïstisch, tekstueel standpunt, zonder dat serieus rekening wordt gehouden met de opvattingen van de pastoraaltheologie en de homiletiek, als haar eigen afdeling, die rechtstreeks aan de prediking is gewijd. Dit artikel belicht de belangrijkste genrekenmerken van de discursieve handeling van het preken vanuit het perspectief van de moderne linguïstische pragmatiek, bepaalde bepalingen van de discourstheorie en de retorica met consequente verwijzing naar de theorie en praktijk van de kerkelijke homiletiek. Deze interdisciplinaire analyse biedt een nieuw perspectief op prediking als een fenomeen van institutionele en alledaagse communicatie van theocentrische communicanten, wat het huidige werk nieuw maakt.