Het eerste materiaal dat werd ontwikkeld voor gebruik als direct esthetisch restauratiemateriaal was silicaatcement. Dit cement, dat eind 1800 op de markt kwam, werd bereid uit een alumina/silicaglas en een fosforzuuroplossing. Silicaatcement, dat goed oplosbaar is in mondvocht, verslechterde snel, maar bleef tot het begin van de jaren 1950 het favoriete materiaal. Dissolutie, verkleuring, verlies van translucentie en gebrek aan adequate mechanische eigenschappen droegen bij tot de uiteindelijke vervanging ervan. Het belangrijkste voordeel was de langzame afgifte van fluoride uit de glasfase. Zelfhardende ongevulde acrylaathars werd rond 1945 geïntroduceerd als vervanger voor silicaatcement en werd in de jaren 1950 matig gebruikt. Deze materialen waren verwant aan kunsthars op basis van kunstgebitten en waren veel minder oplosbaar en kleurstabieler dan silicaten. Ze waren gemakkelijk te gebruiken, polijstbaar en hadden een goede esthetiek. Hun voornaamste problemen waren de grote krimp bij polymerisatie, de grote thermische dimensionale verandering, de uiteindelijke verkleuring en de hoge slijtage.
Bitte wählen Sie Ihr Anliegen aus.
Rechnungen
Retourenschein anfordern
Bestellstatus
Storno