Ondanks de veranderingen in de verwachtingen ten aanzien van onderwijzen en leren in de afgelopen twee eeuwen, blijven de beelden van het onderwijs die door de inrichting van scholen worden opgeroepen opmerkelijk consistent. Een steeds terugkerend beeld is dat van de leraar als technicus die beperkte middelen gebruikt om kennis over te brengen op leerlingen. Dit boek onderzoekt de relatie tussen de inrichting van scholen en het werk van leraren. Meer specifiek onderzoekt het de activiteitenpatronen van leerkrachten en hun interacties met leerlingen en collega's in klaslokalen en andere ruimten in de school, waarbij wordt beschreven hoe leerkrachten hun werkomgeving feitelijk gebruiken, hoe het feitelijke gebruik van de schoolfaciliteiten door leerkrachten zich verhoudt tot de verwachtingen over wat hun ervaringen zouden moeten zijn, en hoe het ontwerp van schoolfaciliteiten de uitvoering van de huidige beelden van effectief lesgeven door leerkrachten ondersteunt of beperkt. Door de werkpatronen van leerkrachten te onderzoeken en hoe zij de ruimte daadwerkelijk gebruiken om hun werk te vergemakkelijken, draagt dit boek bij aan kennis en een gedeelde taal waarmee architecten en leerkrachten gesprekken kunnen bevorderen om expliciete beelden te verkrijgen over scholen als organisaties en opvattingen over het werk van leerkrachten, en de faciliteiten die nodig zijn om hen te ondersteunen.