In Machiavelli's context zien we de decadentie van het christendom, de opkomst van het kapitalisme, de ontwikkeling van nationale staten, waar lokale soevereinen opgaan in de versterking van monarchieën en de toenemende centralisatie van politieke instellingen. Machiavelli, als empirisch denker, ziet de consolidatie van de centrale macht in Engeland en Frankrijk, en hetzelfde gebeurt niet in zijn geliefde stad, Italië, dat zich presenteert als een conglomeraat van kleine rivaliserende stadstaten, betwist door de paus, Duitsland, Frankrijk en Spanje. Een geschil dat particularismen bevoordeelt, maar catastrofaal wordt voor het lot van het schiereiland. Hij ziet het bestaan van een instrumentele rationaliteit in de mens die hem ertoe brengt succes na te streven zonder zich te bekommeren om ethische waarden. Dit feit brengt hem tot de gedachte van een door het kwaad gevallen menselijke natuur. Van lichtzinnige, laffe, ondankbare, afgunstige mannen dat men altijd op alles voorbereid moet zijn, dat wil zeggen, op het ergste, van hen. Geconfronteerd met deze realiteit zou de Florentijn de voorloper worden van twee belangrijke ideeën van politieke theorie, die met elkaar verbonden zijn en beide tot uitdrukking komen in zijn werken. De eerste, dat alleen macht macht controleert, is