Verschillende afbeeldingen van de figuur van Salomé en de bijbelse legende werden geproduceerd in het Europees, met name in de Engelse literatuur en kunst gedurende de negentiende eeuw. Oscar Wilde's 1891 dramatische versie van de legende belichaamt in veel opzichten het volledige potentieel van de legende en speelt in op de fascinatie van de periode voor het Oosten. Het hoogtepunt van het stuk, de Dans van de zeven sluiers, biedt een unieke reflectie op het Europese begrip van de harem en nodigt uit tot een vergelijking met Ottomaanse voorstellingen van dezelfde culturele ruimte. Dit boek analyseert de relatie tussen de dans van de zeven sluiers en de figuur van de dansende vrouw in de harem van het Ottomaanse rijk. Het is het verschil tussen de twee dat verschillende voorstellingen van de oosterse vrouwenfiguur in het Westen heeft opgeleverd. De kloof die ontstaat tussen de westerse representaties en de echte praktijken in de harem, maakt een gerichte kritiek op oriëntalistische praktijken mogelijk, terwijl in sommige opzichten de feitelijke ervaring van moslimvrouwen wordt hersteld. Dit boek biedt nieuwe inzichten aan de Ottomaanse haremvrouwen door de figuur van Salomé en stelt eerder vaststaande veronderstellingen in vraag.