In de loop der jaren zijn centrale banken over de hele wereld herhaaldelijk het voorwerp geweest van kritiek. Slechte economische prestaties of het niet uitvoeren van een succesvol beleid rechtvaardigden de stemmen van sommige critici, die in een poging om de prestaties van een centrale bank op te krikken, aanvoerden dat een of andere beleidsregel, niet noodzakelijk absoluut perfect, een veel beter resultaat zou hebben opgeleverd. In dit werk wordt het vraagstuk van de monetaire beleidsvoering behandeld. Het behandelt het gebruik van monetaire beleidsregels in het besluitvormingsproces van monetaire beleidsmakers met de nadruk op de Taylor-regel, een monetaire beleidsregel die voorschrijft hoe een centrale bank haar korte rente moet aanpassen als reactie op afwijkingen van het reële bruto binnenlands product van zijn potentieel en van de inflatie van zijn door een centrale bank vastgestelde doelstelling. Het theoretische kader van de Taylor-regel wordt geïntroduceerd en het werk geeft ook uitleg over hoe de Taylor-regel in de praktijk werkt door de regel toe te passen op twee reële economieën in het afgelopen decennium. Het boek is bedoeld als aanvullende lectuur voor degenen die geïnteresseerd zijn in econometrie en in monetaire beleidsregels in het bijzonder.