Alle krokodillen hebben een bepaalde categorie signalen die tijdens de paartijd worden gebruikt als advertentieoproepen. Elke oproep is een combinatie van een paar componenten met verschillende fysieke eigenschappen, zoals lichaamshoudingen, vocale oproepen, headslaps en infrageluidtrillingen. Deze componenten verschillen in hun vermogen om informatie over de status en locatie van het dier over te dragen, en hun gebruik is aangepast aan de habitatstructuur. Vocale geluiden worden meer gebruikt in gefragmenteerde aquatische habitats waar ze effectiever zijn, terwijl klappen meer worden gebruikt in continue aquatische habitats. Een vergelijking van signalering en voorkeurshabitats door bestaande krokodilensoorten, evenals van signalering door allopatrische soortgenoten die in verschillende habitats leven, bevestigt deze theorie. Maar in populaties die gemengde habitats bewonen, passen individuele dieren hun signaalsamenstelling niet aan de habitatstructuur aan, wat betekent dat de waargenomen verschillen tussen populaties en soorten geëvolueerde aanpassingen zijn. In de loop van de studie werd voor veel krokodilachtigen nieuwe informatie over signalering verkregen, die inzicht gaf in hun ecologie en evolutionaire geschiedenis.