In tegenstelling tot de blijvende mythe dat de zusters Brontë een isolement leidden, waren ze zich in feite terdege bewust van de hedendaagse gebeurtenissen. Deze omvatten belangrijke ontwikkelingen op het gebied van het welzijn van mens en dier. In hun drie grootste werken gebruikt elke zuster dieren om commentaar te geven op de moraliteit van haar personages. In Agnes Gray is de behandeling van dieren een betrouwbaar kompas voor de vrome religiositeit en ongecompliceerde moraliteit van goede mensen. Hoewel ze duidelijk een liefhebber van dieren is, toont Anne Brontë de dierlijke neigingen en associaties van haar personages in een negatief daglicht. Jane Eyre van Charlotte Brontë gebruikt dieren op een meer complexe manier. In de roman wordt de gelijkenis van de mens met dieren niet als per se slecht afgeschilderd, maar het is het vermogen van elke hoofdpersoon, of het gebrek daaraan, om zijn dierlijke instincten onder de knie te krijgen, dat fungeert als een indicator van moraliteit. Ondertussen worden in Wuthering Heights de barrières tussen mens en dier afgebroken, waardoor Emily Brontë het geloof van de beleefde samenleving in haar eigen superioriteit ten opzichte van ander leven op aarde, of het nu menselijk of dierlijk is, in twijfel kan trekken.