In dit boek stel ik dat er een overlap is tussen kunst en sport. Dit wordt bereikt door gebruik te maken van gevestigde kunsttheorieën zoals formalisme, mimesis, expressionisme enzovoort en vervolgens te laten zien hoe men kan beargumenteren dat kunst vergelijkbare kenmerken vertoont als sport. Dit wordt verder ontwikkeld door filosofen als Kant en Wittgenstein te gebruiken om het idee te rechtvaardigen dat het quotidiaan inderdaad een alledaagse esthetiek is en zelfs meer dan dat kan worden beschouwd als een soort kunst. Ik put ook uit historische en institutionele betekenissen en argumenteer dat sport als kunst een soort spel is en toch is het niet alleen zelfreferenderend, maar bevat het op een zeer diepe manier ook extra-esthetische dimensies. Het resultaat is dat kunst en esthetiek doordringend zijn en verder onderzoek kan niet alleen een theoretisch verband leggen tussen "hoge" kunst en "lage" cultuur zoals sport, maar in feite een wederzijds praktisch voordeel opleveren.Kunstmatige intelligentie werd gebruikt om dit boek te vertalen.