Het doel van deze studie is om een stilistische interpretatie te geven om de 20e eeuwse pianosonates te begrijpen door de vergelijking van geselecteerde werken van Maurice Ravel en Serge Prokofiev. De term "Sonatina" is door veel theoretici gedefinieerd als een korte, gemakkelijke of lichte sonate met een zeer kort ontwikkelingsgedeelte. De sonatina bloeide op in de late klassieke periode en werd meestal gecomponeerd voor pedagogische doeleinden. In de Romantiek werd ze bijna vergeten, maar in de twintigste eeuw werd ze door Ravel, Busoni, Bartok, Prokofjev en anderen nieuw leven ingeblazen. In vergelijking met het klassieke model van de late achttiende en vroege negentiende eeuw hebben de geselecteerde sonates - Ravels Sonatine (1905) en Prokofjevs Sonatina Op.54, No.l (1931) - onderscheidende en vergelijkende kenmerken. Ten eerste vertegenwoordigen deze twee werken neoklassieke pianosonates uit de twintigste eeuw. Ten tweede stonden deze twee sonates model voor strak georganiseerde werken binnen de klassieke vorm met hun eigen unieke stijlen. Ten derde vragen ze, in tegenstelling tot de pedagogisch-klassieke sonates, om geavanceerde vaardigheden op het gebied van pianotechniek.