Deze studie benadert godsdienstonderwijs als een openbaar onderwijsbeleid, en tracht wil de regelgeving van de staat analyseren die het invoegt als een curriculaire component van basisonderwijs. Hoewel wij begrijpen dat de religieuze dimensie deel uitmaakt van de menselijke menselijke vorming, gaan wij er in dit werk van uit dat religies moeten worden opgevat als "systemen moeten worden opgevat als "systemen van betekenis". Inderdaad, zij zijn culturele en symbolische systemen waarvan de betekenissen en de betekenis door sociale groepen worden toegekend sociale groepen die de hegemonie in de productie van deze zintuigen betwisten. Om bij te dragen tot het begrip van dit verschijnsel identificeren en analyseren wij de tegenstrijdigheden en antagonismen, aanwezig in de literatuur over het onderwerp. Het debat en mobilisatie over godsdienstonderwijs in de burgermaatschappij heeft antagonistische antagonistische posities. De relevantie van dit onderzoek ligt in de poging ominzicht in de huidige fase van uitvoering van op RE gericht onderwijsbeleid in de Staat Rio de Janeiro om het confessionele karakter te problematiseren van de discipline die in strijd is met de wettelijke bepalingen van nationale reikwijdte en het beginsel van seculariteit van de Staat door bepaalde religieuze denominaties te bevoordelen, tegen andere vormen van geloven en niet geloven.