Het boek verkent een van de meest kritische concepten in de gendertheorieën. Het probeert het 'bureau' van de diasporagemeenschappen te begrijpen. Het lokaliseert het agentschap in de persoonlijke verhalen van twee generaties Bengalese immigrantenvrouwen in het Verenigd Koninkrijk (VK). De auteur problematiseert de liberale notie van autonomie die religie beschouwt als een obstakel voor de vrouwenorganisatie. Ze ontkoppelt het begrip 'agency' van het verzet, de keuze en het bieden van verandering, zonder deze laatste begrippen binnen het begrip 'agency' teniet te doen. Het boek definieert agency als de 'strategieën' die vrouwen gebruiken om hun leven op verschillende manieren te leiden. Een van de centrale argumenten van dit boek is dat er geen enkele is zonder agency, noch is er iemand met meer agency of met minder agency. Iedereen heeft wel een bepaalde vorm van bemiddeling, maar iedereen heeft een andere vorm van bemiddeling. Dit is een belangrijk boek voor de academici, genderspecialisten, ontwikkelingswerkers en beleidsmakers die geïnteresseerd zijn in 'gendervraagstukken en migratie'.