Kinderen in de wereld worden vandaag de dag geconfronteerd met uitdagingen op het gebied van zelfdefinitie als gevolg van de wereldwijde krachten die hen aanvallen. Vluchtelingenkinderen zijn bijzonder kwetsbaar omdat ze niet alleen worden geconfronteerd met deze krachten, maar ook uit hun huizen van herkomst worden verdreven. Als gevolg van deze ontwrichting nemen de meeste vluchtelingenkinderen een onbepaalde 'ruimte' in beslag - een psychologische staat van wachten tot het leven weer normaal wordt. Voor vluchtelingenkinderen wordt het identiteitsgevoel dat grotendeels verbonden is met geografische ligging en permanentie ontmanteld door de realiteit van het leven in die 'ruimte' tussen hun thuisland en het gehoopte toekomstige hervestigingsland of een toekomstige terugkeer naar het oorspronkelijke thuisland of misschien integratie en vestiging in het gastland. Een relevante vraag die uit bovenstaande situatie voortvloeit, is hoe vluchtelingenkinderen hun identiteit in dergelijke omstandigheden ervaren. In dit boek wordt daarom onderzocht hoe vluchtelingenkinderen persoonlijke mondelinge verhalen gebruiken om hun identiteit te construeren binnen de context van de globalisering. Dit boek zou interessant moeten zijn voor literatuurwetenschappers, vooral voor diegenen die geïnteresseerd zijn in narratieve studies. Ook professionals die te maken hebben met vluchtelingenkinderen zouden het interessant moeten vinden.