Leraren zijn "poortwachters" op scholen. Ze verwerken wat wordt aangenomen "geldige kennis" en hoe het wordt onderwezen. Het proces marginaliseert inheemse kennis en legitimeert de westerse wetenschap. Dit boek onderzoekt en bespreekt de definities van wetenschap en inheemse kennis door leraren, hun houding ten opzichte van het opnemen van deze laatste in de wetenschap, en pedagogische technieken die ze gebruiken om de culturele kloof tussen wetenschap en inheemse kennis te overbruggen. Hoewel van leraren wordt verwacht dat ze nieuwe kennis en perspectieven bij het lesgeven faciliteren, zijn ze soms conservatief en resistent tegen nieuwe ideeën. Wetenschap en inheemse kennis zijn culturele en contextuele constructies. Leraren zouden deze contextuele kennis in hun lessen moeten toepassen en studenten in staat stellen om hermeneutisch te bewegen tussen westerse en inheemse wetenschappen. Het boek daagt de culturele overheersing, universalisering en rationalisering van de westerse wetenschap uit, die andere stemmen ontkent. De constructivistische analyse die meerdere wetenschappen bevordert, zou een aanzienlijke hulp moeten zijn voor leraren, lerarenopleiders, curriculumontwikkelaars, beleidsmakers en anderen die geïnteresseerd zijn in het promoten van interculturele of interculturele wetenschappen.