Is satire mogelijk onder het Sovjet regime? Kan er "positieve" satire zijn? Wat zijn de eigenaardigheden van de artistieke visie van een satirische schrijver? Wat zijn de eigenaardigheden van het feuilleton, en waar ligt de grens tussen het "publicistische" en het "artistieke" in het krantenfeuilleton? Deze onderling samenhangende problemen, waarover decennialang is gediscussieerd, waren enerzijds bedoeld om specifieke problemen van de poëtica van de satire op te lossen en anderzijds om de algemene houding ten opzichte van satire als een bijzondere vorm van fictie te bepalen. Vanuit dit oogpunt waren zij niet alleen theoretisch, maar ook praktisch van belang voor de oplossing van het lot van bijvoorbeeld het satirische theater. Hoewel deze discussies gewijd waren aan schijnbaar particuliere kwesties van eigentijdse literatuur en zich als het ware aan de periferie van de literaire twisten van de jaren 1920 bevonden, kwamen zij toch voor een deel terecht in de ontwikkeling van de centrale esthetische problemen van de literatuur van de jaren 1920.