De studie werd uitgevoerd om de machtsverhoudingen in de rechtszaal te analyseren met betrekking tot de procesafschriften bij het Hof van de Magistraat van Mt Darwin. Het doel van de studie was het beschrijven van de machtsverhoudingen die bestaan tussen de deelnemers aan de rechtszaal. Daarnaast werd in deze studie een analyse gemaakt van de manier waarop taal wordt gebruikt als symbool van macht in de rechtszaalinteracties. De studie koos voor een kwalitatieve benadering en gebruikte de observatie van de deelnemers als een techniek om gegevens te verzamelen. Het gebruikte analytische kader was Fairclough's (1989) Critical Discourse Analysis (CDA) en Brown en Levinson's (1987) beleefdheidstheorie. Uit het onderzoek kwam naar voren dat de conventies in de rechtszaal de inhoud, vorm en stijl van de door leken gebruikte taal beperken. Ook de rechtszaalconventies leggen een zekere mate van beleefdheid op die in de rechtbank in acht moet worden genomen en dit heeft een direct effect op het taalgebruik. Onder de rechtsbeoefenaars zelf bestaan machtsonevenwichtigheden en de magistraat lijkt veel macht te hebben en heeft het algemene en laatste woord in alle rechtbankprocedures.