Dit werk is gebaseerd op de oevers van de Chari rivier in N'Djamena. Ingeschreven in zandige kleigronden van het Holoceen. Het behandelt de geomorfologische aanpassingen van de oevers van een laagenergetisch hydrosysteem. De veranderingen die worden ondergaan, worden veroorzaakt door intrinsieke en/of extrinsieke factoren. Hoewel ze voor het grootste deel overeenkomen met morfoklimatologische erfenissen uit het Holoceen en het Kwartair, worden de kenmerken van de vallei bepaald door het regionale morfostructurele systeem. De figuren, dwarsdoorsneden en topografische profielen van de aangelegde en stromende grote rivierbeddingen tonen aan dat hun variaties grotendeels de stroomopwaartse veranderingen in de beddingvormen en de kenmerken van de fluviatiele dynamiek verklaren. De studie van de Holocene fluviatiele dynamiek toont aan dat de huidige morfologische structuur van de alluviale vlakte definitief is verworven in het Kwartair.