De toename van de migratie zonder papieren naar Zuid-Afrika wordt opgevangen met aanhoudende, zij het niet-uniforme, inspanningen van de staat om het te reguleren. Wat gebeurt er als migranten zonder papieren routinematig communiceren met overheidsfunctionarissen die verantwoordelijk zijn voor de politie? Vergeten ambtenaren uiteindelijk de wet te handhaven en beginnen ze vriendschap te sluiten met hun vijand? In plaats van een staat te presenteren die door de samenleving is ¿gekannibaliseerd¿, schetsen de bevindingen van etnografisch onderzoek in Johannesburg een complex beeld. Dit verhaal is een reis door de wereld van de politiecultuur, het monopolistische staatsgeweld, omkoping op de beat, afpersing, roofzuchtige autoriteit, opportunisme, onderhandeling, het geven van geschenken, netwerken en andere vormen van interactie. Het opeenvolgende en soms gelijktijdige beroep op deze verschillende registers door zowel wetshandhavers als migranten zonder papieren tijdens de dagelijkse immigratiepolitie in de stedelijke gebieden verschuift, herneemt en vervaagt voortdurend de grenzen tussen het formele en het informele, het legitieme en het onwettige, en tussen de staat en de samenleving. Hoe leest men dan de opbouw van de moderne Afrikaanse staat?