De auteur gaat in op de kwestie van de koppeling tussen ongelijkheid en werkloosheid in de moderne ontwikkelde economieën. Het onderzoek is gericht op de zogenaamde "Transatlantische Consensus" - de ongelijkheid/werkloosheidsafweging, die vaak wordt beschouwd als de belangrijkste verklaring voor de verschillen in werkloosheid en ongelijkheid tussen economieën met starre lonen en flexibele lonen, en in het verlengde daarvan tussen Europa en de Verenigde Staten. De werkzaamheden beoordelen het bestaan en de betekenis van een dergelijke afweging binnen de Europese Unie, waarbij een gedetailleerd onderzoek wordt gedaan naar de werkloosheids- en ongelijkheidstrends in de EU-15 en Noorwegen en een empirisch model wordt voorgesteld voor de schatting van de afweging tussen werkloosheid en ongelijkheid in vier groepen van Europese landen (Scandinavische, Zuid-Europese, continentale en Angelsaksische landen).