Dit boek analyseert de opkomst van categorieën van seksuele ontrouw zoals die voorkomen in geselecteerde medische verhandelingen uit de achttiende eeuw. Termen als homoseksueel of lesbisch waren nog niet beschikbaar in medische of publieke verhandelingen, maar de vroegmoderne schrijvers gebruikten wel een verscheidenheid aan andere verwijzingen om het bestaan van dergelijke categorieën vast te stellen. Zo zou men devianen kunnen bestempelen als hermafrodieten, eunuchen, sodomieten of monsters om te beschrijven wat als "onnatuurlijke" vormen van seksuele expressie werden ervaren die ogenschijnlijk een bedreiging vormden voor de sociale orde omdat ze niet voortplantend waren. Bovendien creëerde de plotselinge explosie van wetenschappelijke en medische kennis tijdens de Verlichting een behoefte aan de organisatie en classificatie van dergelijke kennis, evenals een fascinatie voor anomalieën en hoe deze zouden kunnen worden genezen. Ik argumenteer dat deze medische teksten en populaire seksuologieën functioneren als dragers van sociale controle door te benadrukken dat de enige legitieme vorm van seksuele expressie binnen de context van het huwelijk was en dat het enige doel ervan de voortplanting was.