Vrijwel iedereen is het erover eens dat de bio-ethiek na de Tweede Wereldoorlog is ontstaan of althans is aanvaard als een discipline met een eigen entiteit. De werking van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), een orgaan dat ressorteert onder de toen opgerichte Organisatie van de Verenigde Naties, heeft veel te maken met dit soort vernieuwing van ethische concepten in de geneeskunde. Een bewijs hiervan is dat instellingen zoals de Universiteit van Buenos Aires (UBA) niet langer de eed van Hippocrates gebruiken als een deontologische verbintenis van studenten bij het afstuderen. Objectief gezien houdt een dergelijke houding in dat een duizendjarige traditie terzijde wordt geschoven om een begin te maken met wat artsen en leken opvatten als een nieuwe fase - een fase van herbevestiging - in de medische ethiek en, in het bijzonder, in de plichten en rechten die impliciet zijn in de relatie arts-patiënt.Dit werk is dan ook gewijd aan de evaluatie van de reikwijdte en de resultaten van deze verandering, na meer dan een halve eeuw van toepassing.