West-Europa was in de vroege Middeleeuwen een deprimerend beeld. Meestal beschouwd als een grimmige mislukking in de geschiedenis van de wetenschap, die op dat moment onder de volle kracht van de religie stond. In Europa was het de kracht van het christendom.Hoewel West-Europa verbonden was met het Byzantijnse Rijk, leende het veel meer van de Arabieren dan de Byzantijnen. De contrasten tussen Europeanen en Arabieren waren diepe angst en bewondering, vermengd met erkenning van de Arabische superioriteit. Aan het einde van de 11e eeuw, ten tijde van de verovering van Toledo (1085), de laatste verovering van Sicilië (1091) en de val van Jeruzalem (1099), was de angst veel zwakker dan de blanke. Misschien was het juist deze omstandigheid die de Europeanen in staat stelde zich te concentreren op wat zij in de Arabische spirituele cultuur bewonderden. Misschien zouden ze de Arabische wetenschap hebben bestudeerd, zelfs als ze deze militaire successen niet hadden gehad, maar het blijfteen feit dat het in de 13e eeuw was dat Europese wetenschappers geïnteresseerd waren in wetenschap en filosofie.