Op 2 mei 1670 tekende Charles II het handvest van de Hudson's Bay Company, waarbij hij de Company 1,5 miljoen hectare land in Noord-Amerika toekende met het recht om op te treden als "de ware en absolute Lordes en Proprietors van hetzelfde Territorium". Tegen de tijd dat het de Pacific Coast bereikte, had de HBC een eigen vlag, eigen forten, eigen schepen en wapens, en een eigen kalender gebaseerd op de geboorte van de compagnie. De HBC had voor zichzelf al de valstrikken van een soevereine staat genomen, en samen met zijn vlag en wapens had het zijn eigen agenda die wedijverde met die van de stammen en regeringen die het onderweg tegenkwam. Het verkennen van het geval van de HBC dwingt ons om niet alleen de geaccepteerde historische visie van een van de grote handelsondernemingen in de wereld in twijfel te trekken, maar ook om ons af te vragen hoe we tegen de macht van het bedrijfsleven aankijken. Met behulp van de geschiedenis van de HBC en de geschiedenis van bedrijven in het algemeen, beginnen we in te zien dat bedrijven meer zijn dan alleen maar stukken onroerend goed of slechts kunstmatige personen. De implicaties van dergelijke observaties hebben verstrekkende gevolgen voor de juiste rol van overheden en bedrijven in onze moderne wereld.