Dit boek onderzoekt verbanden tussen compositorische intentie, structurele patronen en perceptie van het publiek in de muziek van Franz Joseph Haydn, zoals geïllustreerd in zijn Concerto in C Major for Violoncello and Orchestra, Hob. VIIb: 1 (ca. 1761-1765) en Concerto in D Major for Violoncello and Orchestra, Hob. VIIb: 2 (1783). Haydns nieuwe gebruik van en vasthouden aan schematische patronen toont de concerto's als tegengestelde producten van formele creativiteit gericht op de unieke onderscheidende vermogens van twee verschillende doelgroepen. Hoewel in Haydns muziek eenvoudige en complexe compositietechnieken voorkomen, legt de verschuiving van het analytische perspectief naar een meer luisteraarsgericht gezichtspunt een tweedeling bloot tussen eenvoudige of complexe classificaties. Onderzoek van patroongebruik in de concerto's door de lenzen van motivische uitgroei, galante schema's, cyclicisme, frase-structuur en sonate / concerto-herhalingsontwerpen vindt complementaire stilistische eigenschappen tussen de werken. Door deze bevindingen te combineren met achttiende-eeuwse esthetiek en de psychologische implicaties van schemagebruik, wordt de kloof tussen componist en publiek overbrugd, wat Haydns intentie toont om actieve luisteraars te cultiveren en de verstaanbaarheid te behouden.