Het huidige denken in de plantenecologie is ontstaan uit afzonderlijke studies van boven- en ondergrondse processen. Die zijn echter zeker onderling afhankelijk, en de effecten op de een zullen de ander beïnvloeden. Dit boek presenteert een nieuwe benadering die tegelijkertijd de bovengrondse ecosysteemfuncties onderzoekt, door de stikstofbijdragen van wortels en scheuten, de seizoensgebondenheid van de primaire productie, hun klimaatbeheersing en de relaties tussen planten en belangrijke bodemmesofauna zoals Collembola te beoordelen. Aangrenzende grasland en espen bos verschilde in de kwaliteit, maar niet in de hoeveelheid geproduceerd strooisel, en het grootste deel van deze productie komt van onder de grond. Grasland en bos verschilden ook in de seizoensgebonden en ruimtelijke patronen van de plantaardige productie, de effecten op en reacties op het bodemwater en de temperatuur, en de relaties tussen de planten en Collembola. Deze verschillen tussen vegetatietypen kunnen gevolgen hebben op het niveau van het ecosysteem in gebieden die een natuurlijke bosuitbreiding, bebossing of ontbossing ondergaan. Dit boek zou vooral nuttig moeten zijn voor studenten en professionals uit de biologische wetenschappen, en algemene mensen die geïnteresseerd zijn in de effecten van veranderingen in de bodembedekking op de ecosysteemfuncties.