De huidige studie wordt uitgevoerd in het kader van het cognitieve en discursieve paradigma. Het artikel is een integratieve studie van een perifere variant van compositie, die door de auteur wordt gedefinieerd als quasi-compositie. Voor het eerst wordt voorgesteld de begrippen quasi- en pseudo-compositie te combineren, en ook een aparte groep discursieve markers als enzo, of iets, verenigd onder de algemene term "rij-markers", op te nemen in het scala van traditioneel beschouwde werkwoords- en bijvoeglijke structuren als ga-en-werkwoord, aardig-en-bijvoeglijk. De auteur heroverweegt de traditionele behandeling van open en gesloten conjunctieve reeksen, waarvan de pragmatiek wordt bepaald door de mogelijkheid/onmogelijkheid van toenemende communicatieve betekenissen. De auteur biedt een complexe functionele karakteristiek van quasi-conjunctieve constructies. Het boek toont aan dat niet alleen de betekenis van afzonderlijke elementen van constructies relevant is, maar vooral hun combinatie, d.w.z. dat het belangrijk is deze constructies te bestuderen en te interpreteren in het kader van de grammatica van constructies. Het boek zal van belang zijn voor filologen, post-graduaten en studenten van taalscholen.