Momenteel doen zich vaak problemen voor in verband met het gebruik van systemen voor bedrijfstoezicht, waardoor een spanningsveld ontstaat met de fundamentele rechten van werknemers, hetgeen een debat op gang brengt over de grenzen waarmee werkgevers rekening moeten houden bij de uitoefening van hun controlebevoegdheid. Op dezelfde manier is het gebruik van computer- en communicatiemiddelen op vele gebieden wijdverbreid geworden, hetgeen ook door de werkgevers is gebruikt om hun werknemers te controleren; maar voor de toepassing van deze methoden moeten vooraf gebruiksregels worden vastgesteld en moeten de werknemers ervan in kennis worden gesteld dat er controle zal worden uitgeoefend en welke middelen zullen worden aangewend om een doeltreffend gebruik van deze middelen op het werk te waarborgen wanneer dit strikt noodzakelijk is; op de werkplek bestaan er echter niet alleen arbeidsbetrekkingen, maar ook betrekkingen die zeer persoonlijke rechten in het gedrang brengen, die kunnen worden aangetast. Daarom is het van belang de grenzen vast te stellen die de controlebevoegdheid van de werkgevers scheiden van de activiteiten van de werknemers en hun grondrechten, zoals de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van hun persoonsgegevens.