Dit werk tracht de rol en de representativiteit van de klerken voor de koloniale samenleving te begrijpen aan de hand van het in kaart brengen van alle klerken- en notariskantoren die in het koninkrijk en later in het gehele keizerrijk bestonden. Daartoe werd gebruik gemaakt van drie reeksen Lusitaanse wetten, die tussen de 15e en de 17e eeuw tot stand kwamen en waarin de jurisdictie en de bevoegdheden van deze ambten werden vastgelegd, zoals de Ordonnanties van Afonsinas (1446/7-1511), de Ordonnanties van Manueline (1512-1603) en tenslotte de Ordonnanties van Philippine (1603-1917). Deze wetgevende corpus werden geconcipieerd in het licht van het jurisdictionalistische paradigma van het Ancien Régime en dus in overeenstemming met de coëxistente sociale symbolische orde. Uit deze analyse hebben we de geschiedenis van de klerken en notarissen in het hele Rijk in verschillende politieke en economische contexten. Tenslotte wordt in dit boek nogmaals gewezen op het belang van de griffiers en notarissen als bewaarders van het institutionele geheugen, en op het permanente karakter van deze functionarissen in de Lusitaanse administratie van de Nieuwe Tijd, een situatie die karakteristiek verschilt van die van de andere Lusitaanse koninklijke ambtenaren.
Hinweis: Dieser Artikel kann nur an eine deutsche Lieferadresse ausgeliefert werden.
Hinweis: Dieser Artikel kann nur an eine deutsche Lieferadresse ausgeliefert werden.