Dit boek gaat over hoe linguïstisch seksisme zich manifesteert via de gendertoewijzingssystemen van Afan Oromo, Amharic en Gamo in het licht van het sociale en culturele leven van de linguïstische gemeenschappen. Van de drie talen vertonen menselijke zelfstandige naamwoorden zoals persoonsnamen, administratieve titels, beroepstitels, religieuze titels en generieke menselijke zelfstandige naamwoorden het seksisme. Bovendien vertonen niet-menselijke geanimeerde zelfstandige naamwoorden ook een gendervooringenomenheid tussen de drie talen. Daarnaast vertonen niet-levende zelfstandige naamwoorden zoals namen van planten, geografische lichamen, namen van godheden, hemellichamen en materialen ook de genderbiasideologie onder de Oromo-, Amhaarse en Gamo-talen. Bovendien is het geslacht van de abstracte zelfstandige naamwoorden in het Afromo, het Amhaars en het Gamo overwegend mannelijk.