Door de geschiedenis heen zat de mens gevangen tussen de materialiteit van de fysieke wereld en de spiritualiteit van de metafysische wereld. Natuurrampen of door de mens veroorzaakte rampen die resulteerden in verwoesting en vernietiging in de wijde wereld, creëerden geen misvormde lichamen, maar gefragmenteerde zelven, verloren in zowel de uiterlijke als de innerlijke sferen. Wallace Stevens (1879 - 1955) en Li Young Lee (1957 - ) delen een christelijke achtergrond en lijken twee manieren te hebben gevonden om de reden achter hun bestaan te begrijpen: via de fysieke wereld (de ander) en via het zelf. Het vergelijken en contrasteren van de twee dichters is een poging om de odyssee te onderstrepen die elk van hen heeft afgelegd om de externe wereld te begrijpen. Op zoek naar het zijn zijn Stevens en Lee begonnen aan een levenslange reis langs twee verschillende routes, maar op weg naar dezelfde bestemming: reizen door het universum en vliegen in de geest. Door diep in hun boeken te graven, probeert het boek de relatie tussen het zelf en de ander in de poëzie van Stevens en Lee te benadrukken.