Een kritische studie van enkele van zijn beste 'dierlijke' gedichten brengt zijn concept van de oerenergieën van de natuurlijke wereld over, die de nadruk leggen op het absolute andere karakter van die wereld en de relatie tussen deze energieën en de verdeelde aard van de mens. Zijn viering van het dierlijke leven weerspiegelt in zekere zin de bevestiging van al het leven. Hij is anti-rationalistisch en toch een agnosticus. Hij stelt dat de puriteinse repressie de mens heeft vervreemd van zijn natuurlijke instincten en betreurt dat de moderne mens, in de huidige culturele crisis, zijn aanlegplaatsen en lagers in de natuur heeft verloren. Zijn belangrijkste poëtische preoccupaties zijn: de natuur en de mythe. Hij is geobsedeerd door dieren, dierlijke energieën en de duistere, mysterieuze krachten die latent aanwezig zijn in de natuur.Dit boek is vertaald met Kunstmatige Intelligentie.