Het boek bespreekt westerse dirigeerpraktijken, de evolutie van dirigeerconcepten en de theorie van dirigeerdynamiek. Westerse dirigeerpraktijken ontwikkelen strenge dirigeerpraktijken wanneer ze worden toegepast op Westerse kunstmuziek door de toepassing van strikte dirigeerpatronen en -conventies in combinatie met Westers classicisme. Westerse orkestdirectie produceert syncretische orkestdirectie wanneer deze wordt toegepast op Afrikaanse kunstmuziek door het gebruik van Afrikaanse en Westerse muziekidioom in performatief syncretisme. Westerse orkestdirectie gaat een interactie aan met gospelmuziek en ontwikkelt synthetische orkestdirectie door het overnemen van idiomen uit verschillende muziekculturen: Populair, Afrikaans en westers. De theorie van dirigeerdynamiek verklaart de interceptie van dirigeerpraktijken en concepten in dirigeertransmutaties in combinatie met verschillende muziekculturen, muziekcontexten, muziekcomposities en muziekdirigenten. Het boek daagt dirigeerconventies uit en beveelt aan om dirigeerconcepten, -materialen en -methoden, -technieken, -doelstellingen en -onderwijs te upgraden in lijn met de opkomende dirigeerpraktijken in de eenentwintigste eeuw in Zuid-Nigeria en daarbuiten.