De term "signaalwoorden" werd door W.A. Hoffmann voorgesteld in verband met de burgerlijke poëzie van de jaren 1810 en 1820. De woorden-signalen die in het moderne lieddiscours worden gebruikt, zijn afkomstig uit het lexicon van de huiselijke stadsromantiek. Dit genre wordt gekenmerkt door thematische en verbale stabiliteit; het overheersende thema is liefde, wat blijkt uit woorden en zinnen als "uitputting", "nega", "brandende ogen", en andere. Het zo wijdverbreide gebruik van dergelijke woordenschat in de teksten van moderne popsongs is een compensatie voor het gebrek aan uitgesproken stijlkenmerken in die liedjes. Onze samenvattende definitie van het fenomeen in kwestie als een element van het lieddiscours luidt als volgt: WOORDSIGNALEN zijn semantische (thematische) en emotionele lexicale signalen die verwijzen naar een deel van de spraak en de luisteraar afstemmen op een bepaalde perceptie van het onderwerp dat in de liedtekst wordt weergegeven.