Om taal te bestuderen zullen taalkundigen taal meestal moeten beschouwen als een object. In feite is een taal niets anders dan een reeks vormen, inhoud, eenheden, regels, procedures, houdingen, overtuigingen en ideeën die aan de sprekers worden aangeboden als leden van een spraakgemeenschap (=een taal). Daarom draagt een taal, welke taal dan ook, vele houdingen, overtuigingen en ideeën met zich mee die verschillende manieren van denken vormen met impliciete manieren van denken, manieren van zijn van dingen, en manieren van zeggen die te maken hebben met de vele omstandigheden waar sprekers op elk moment in hun geschiedenis in de wereld mee te maken kunnen hebben. Aangezien taalkundigen tegelijkertijd sprekers en linguïsten zijn,zullen ze waarschijnlijk die reeks van vormen,inhoud,eenheden,regels,procedures,houdingen, overtuigingen en ideeën accepteren als de enige manieren van denken, manieren van zijn van dingen, en manieren van zeggen. Deze houding van linguïsten zal misschien niet beschouwen dat die manieren van denken met de impliciete manieren van zijn van de dingen en manieren van zeggen juist zijn van hun historische taal.