Buitenaardse intelligenties opereren onopgemerkt op Aarde. De grootste wereldwijde veiligheidsdienst, Life-Int-Ltd, wordt zich hiervan bewust. Sigurd Westall, een nieuwe werknemer van het bedrijf, wordt meteen na zijn basistraining op de buitenaardse wezens gezet. Niemand, behalve zijn directe superieur, weet dat hij al sinds zijn puberteit een speciale gave heeft. Hij wordt ingedeeld bij een team van specialisten die op pad gaan om de aliens op te sporen. Wanneer het tot een directe confrontatie komt, is het alleen dankzij deze gave dat hij overleeft. Samen met het vrouwelijke ruimteschip Paurusheya bereikt Sigurd Westall de maan Japetus van Saturnus. Daar vindt hij een enorm maanstation dat is ingebed in de bergrug aan de rand van het donkere halfrond. Het station is ook de bestemming van de vreemdelingen in het kleine ruimteschip dat hij achtervolgt. Sigurd probeert aanvankelijk in zijn eentje zijn twee ontvoerde collega's te vinden. Maar als hij al snel wordt ontdekt door de buitenaardse wezens, wordt hij gedwongen om terug te vechten. Hij krijgt hulp van een kant die hem naarmate het verhaal vordert in een persoonlijke crisis stort.