13,99 €
inkl. MwSt.
Sofort per Download lieferbar
payback
0 °P sammeln
  • Format: PDF

Seminar paper from the year 2006 in the subject Dutch (Literature, Culture and Language), grade: 2,3, University of Münster (Institut für Niederländische Philologie), course: Morfologie, language: Dutch; Flemish, abstract: Dit werkstuk ontstond naar aanleiding van een college over morfologie aan de universiteit Münster in het zomersemester 2006 dat onder leiding stond van prof. dr. Amand Berteloot. In dit werkstuk zal ik aandacht besteden aan de allomorfie van het Nederlandse diminutiefsuffix. Diminuering is een van de productiefste manieren om nieuwe Nederlandse woorden te construeren. Het…mehr

Produktbeschreibung
Seminar paper from the year 2006 in the subject Dutch (Literature, Culture and Language), grade: 2,3, University of Münster (Institut für Niederländische Philologie), course: Morfologie, language: Dutch; Flemish, abstract: Dit werkstuk ontstond naar aanleiding van een college over morfologie aan de universiteit Münster in het zomersemester 2006 dat onder leiding stond van prof. dr. Amand Berteloot. In dit werkstuk zal ik aandacht besteden aan de allomorfie van het Nederlandse diminutiefsuffix. Diminuering is een van de productiefste manieren om nieuwe Nederlandse woorden te construeren. Het diminutiefsuffix is een gebonden morfeem, d. i. het komt niet geïsoleerd voor maar is altijd gebonden an een vorafgaand morfeem, waarmee het één woord vormt. Het diminutiefsuffix is het het meest gevarieerde suffix - het Nederlands kent in het geheel vijf alternanten ervan: –tje en zijn allomorfen -je, -pje, -kje en –etje. Er zijn nog meer variaties van het diminutiefsuffix in de Nederlandse dialecten, ik zal me binnen dit werkstuk echter alleen beperken tot het Standaardnederlands. Een morfeem is de kleinste betekenisdragende taaleenheid en in dit geval betekent het meestal »verkleinwoord van het basiswoord«. Er zijn nog andere functies die door diminuering vervuld worden waarop ik in de eerste deel zal ingaan. Ook bestaan er in het Nederlands diminutiefvormen, die gelexicaliseerd zijn en soms zelfs geen niet-gediminueerde correlaat hebben. Deze worden »diminutiva tantum« genoemd. Er bestaan ook niet alleen diminutieven van het substantief, wat samen met de diminutiva tantum in de tweede deel besproken zal worden. In de derde deel zal ik aandacht besteden aan de allomorfen en hun morfonologische verklaringen aan de voorbeelden van A. Cohen en R. Jongen. Tot slot zal ik nog even het speciale geval –(l)ing aanspreken en de hypotheses van M. Trommelen aanvoeren die zich met dit onderwerp uiteen heeft gezet.