Marike de Ruiter
Farmacotherapie Voor de Zorgprofessional
Marike de Ruiter
Farmacotherapie Voor de Zorgprofessional
- Box
- Merkliste
- Auf die Merkliste
- Bewerten Bewerten
- Teilen
- Produkt teilen
- Produkterinnerung
- Produkterinnerung
Dit leerboek biedt (toekomstige) verpleegkundigen en andere zorgprofessionals gedegen informatie over veilig geneesmiddelgebruik. Het boek heeft een brede opzet die aansluit bij de leidraad 'Bekwaamheid bij medicatie geven in de langdurig zorg' van de vereniging Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN 2014). Hierin worden voorwaardelijke competenties voor het adequaat omgaan met geneesmiddelen beschreven, waaronder: * medische en farmacologische kennis, * vaardigheid in het toedienen van geneesmiddelen en in het signaleren van problemen rond geneesmiddelgebruik, * vaardigheid in het…mehr
Andere Kunden interessierten sich auch für
- H. I. de Graaf - WaarTheoretisch Kader Voor de Verpleegkundige Beroepsuitoefening91,99 €
- Hendrick van der VeldeFysiotherapie En Medicatie34,99 €
- Geneesmiddeleninformatie49,99 €
- Marie-Louise van VossenStandaard verpleegplannen voor de geestelijke gezondheidszorg47,99 €
- Oefenprogramma's Voor de Knie35,99 €
- Waarneemgids: Voor de Startende Huisarts34,99 €
- W. BoogVerpleegkunde Voor MBO29,99 €
-
-
-
Dit leerboek biedt (toekomstige) verpleegkundigen en andere zorgprofessionals gedegen informatie over veilig geneesmiddelgebruik. Het boek heeft een brede opzet die aansluit bij de leidraad 'Bekwaamheid bij medicatie geven in de langdurig zorg' van de vereniging Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN 2014). Hierin worden voorwaardelijke competenties voor het adequaat omgaan met geneesmiddelen beschreven, waaronder: * medische en farmacologische kennis, * vaardigheid in het toedienen van geneesmiddelen en in het signaleren van problemen rond geneesmiddelgebruik, * vaardigheid in het kunnen communiceren over geneesmiddelengebruik. Farmacotherapie voor de zorgprofessional is bedoeld voor de Nederlandse praktijk. Het boek bestaat uit drie delen, die elkaar aanvullen maar ook zelfstandig gebruikt kunnen worden. Deel A gaat over de algemene farmacologie en farmacotherapie, met wet- en regelgeving rond geneesmiddelen, het gebruik van betrouwbare bronnen, het veilig omgaan met geneesmiddelen en het ontstaan van ongewenste neveneffecten. Deel B behandelt de verschillende geneesmiddelgroepen en zelfzorgmiddelen. Het farmacologisch effect wordt uitgelegd ter ondersteuning van het klinisch redeneren. De verschillende middelen zijn overzichtelijk weergegeven in tabellen en bij elke hoofdgroep worden belangrijke aandachtspunten bij het gebruik beschreven. Deel C bevat farmacotherapeutische casuïstiek gebaseerd op veelvoorkomende situaties in de praktijk. De digitale leeromgeving biedt deeplinks naar nuttige websites, samenvattingen, oefenvragen en oefeningen voor het lezen van een recept en het opzoeken van informatie in betrouwbare bronnen over geneesmiddeleninformatie.
Hinweis: Dieser Artikel kann nur an eine deutsche Lieferadresse ausgeliefert werden.
Hinweis: Dieser Artikel kann nur an eine deutsche Lieferadresse ausgeliefert werden.
Produktdetails
- Produktdetails
- Verlag: Bohn Stafleu van Loghum / Springer, Berlin
- Artikelnr. des Verlages: 978-90-368-1208-5
- 1st ed. 2016
- Seitenzahl: 493
- Erscheinungstermin: 30. Mai 2016
- Niederländisch
- Abmessung: 244mm x 170mm x 27mm
- Gewicht: 854g
- ISBN-13: 9789036812085
- ISBN-10: 9036812089
- Artikelnr.: 44374071
- Herstellerkennzeichnung
- Libri GmbH
- Europaallee 1
- 36244 Bad Hersfeld
- 06621 890
- Verlag: Bohn Stafleu van Loghum / Springer, Berlin
- Artikelnr. des Verlages: 978-90-368-1208-5
- 1st ed. 2016
- Seitenzahl: 493
- Erscheinungstermin: 30. Mai 2016
- Niederländisch
- Abmessung: 244mm x 170mm x 27mm
- Gewicht: 854g
- ISBN-13: 9789036812085
- ISBN-10: 9036812089
- Artikelnr.: 44374071
- Herstellerkennzeichnung
- Libri GmbH
- Europaallee 1
- 36244 Bad Hersfeld
- 06621 890
Marike de Ruiter heeft ervaring als trainer voor de nascholing van apothekersassistenten en is sinds 2008 docent aan de faculteit Gezondheid van de Hogeschool van Amsterdam. Zij heeft pathologie- en farmacologieonderwijs verzorgd aan de opleidingen fysiotherapie en verpleegkunde en heeft het honoursprogramma geneeskunde opgezet voor preklinisch onderwijs aan excellente studenten op het niveau van de bachelor geneeskunde.
Digitaal verder studeren.
Deel A.
1 Wet
en regelgeving rondom geneesmiddelen.
1.1 Inleiding.
1.2 De Geneesmiddelenwet.
1.3 Wet medisch
wetenschappelijk onderzoek met mensen.
1.4 De Opiumwet.
1.5 Wetten op de beroepen in de individuele gezondheidszorg.
1.6 Geneesmiddelenvergoeding.
1.7 Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO).
2 Geneesmiddeleninformatie .
2.1 Inleiding.
2.2 Betrouwbare bronnen voor informatie over geneesmiddelen.
2.3 Zoeken van informatie over een geneesmiddel.
3 Geneesmiddelen.
3.1 Inleiding.
3.2 Geneesmiddelen algemeen.
3.3 De toedieningswijze van geneesmiddelen.
3.4 De toedieningsvorm van een geneesmiddel.
Bijlage Voorbeelden van verschillende toedieningsvormen.
4 Geneesmiddelgebruik.
4.1 Inleiding.
4.2 Het voorschrijven en afleveren van een geneesmiddel.
4.3 Het monitoren van geneesmiddelgebruik en signaleren van neveneffecten.
5 Omgaan met geneesmiddelen.
5.1 Inleiding.
5.2 Geneesmiddelgebruik in Nederland.
5.3 Veilig geneesmiddelgebruik.
Bijlage Begrippenlijst culturele diversiteit.
6 Het geneesmiddel en het lichaam.
6.1 Inleiding.
6.2 Farmacokinetiek.
6.3 De plasmaspiegel.
6.4 Farmacodynamiek.
6.5 Een afwijkende plasmaspiegel.
6.6 Zwangerschap en lactatie.
Deel B.
Inleiding deel B.
7 Middelen met effect op het spijsverteringsstelsel.
7.1 Inleiding.
7.2 Middelen met invloed op de maagsapsecretie.
7.3 Middelen bij misselijkheid en braken.
7.4 Middelen bij obstipatie.
7.5 Middelen bij diarree.
8 Middelen ter bevordering van de gaswisseling.
8.1 Inleiding.
8.2 Middelen met een toepassing voor de neusholte.
8.3 Middelen met een toepassing voor de keelholte.
8.4 Middelen met een toepassing voor de luchtwegen.
8.5 Middelen om de gaswisseling te verbeteren.
9 Middelen met effect op de circulatie.
9.2 Geneesmiddelgroepen met invloed op de circulatie.
9.3 Middelen ter preventie van hart
en vaataandoeningen.
9.4 Middelen met effect op hart en vaten.
9.5 Middelen met effect op het volume.
9.5.1 Middelen bij overvulling.
9.5.2 Middelen bij ondervulling.
Bijlage Middelen met effect op de circulatie.
10 Middelen met effect op de huid.
10.1 Inleiding.
10.2 Basispreparaten.
10.3 Lokale behandeling van huidaandoeningen.
10.4 Systemische behandeling van huidaandoeningen.
11 Middelen met effect op micro
organismen.
11.1 Inleiding.
11.2 Ziekteverwekkers.
11.3 Infectiepreventie.
11.4 Infectiebestrijding.
11.5 Middelen tegen parasieten en schimmels.
11.6 Middelen met remmend effect op bacteriën.
11.7 Middelen tegen virussen.
12 Middelen met effect op het metabolisme.
12.1 Inleiding.
12.2 Middelen met een algemeen effect op het celmetabolisme.
12.3 Middelen met effect op de glucosehuishouding.
12.4 Corticosteroïden.
12.5 Middelen met effect op de vethuishouding.
12.6 Middelen met effect op het beenmetabolisme.
13 Middelen met effect op weefselherstel en perfusie.
13.1 Inleiding.
13.2 Middelen met effect op de weefselperfusie.
13.3 Middelen ter preventie van ongewenste stolling.
13.4 Middelen met immunosuppressief effect.
13.5 Middelen bij auto
immuunaandoeningen.
13.6 Middelen bij jicht.
13.7 Middelen met effect op steunweefsel.
14 Middelen ter bestrijding van pijn.
14.1 Inleiding.
14.2 Middelen bij pijn.
14.3 Perifere analgetica.
14.4 Centrale analgetica.
14.5 Middelen bij pijn bij kanker.
14.6 Middelen bij neuropathische pijn.
14.7 Middelen bij migraine.
15 Middelen met effect op voortplantingsorganen.
15.1 Inleiding.
15.2 Middelen voor de vrouw.
15.3 Premenopauzaal gebruik van synthetische geslachtshormonen.
15.4 Peri
en postmenopauzale toepassing van synthetische geslachtshormonen.
15.5 Middelen bij zwangerschap.
15.6 Incontinentie en urineweginfecties.
15.7 Middelen voor de man.
16 Middelen met effect op celdeling en celmetabolisme.
16.1 Inleiding.
16.2 De celdeling en het effect van geneesmiddelen.
16.3 Cytotoxische middelen.
16.4 Cytostatische middelen.
16.5 Overige middelen.
17 Middelen met effect op het CZS.
17.1 Inleiding.
17.2 Het CZS, neurotransmitters en geneesmiddelen.
17.3 Middelen met een dempend effect op het zenuwstelsel.
17.4 Middelen met een stimulerend effect op het CZS.
Bijlage Overzicht indicaties.
18 Zelfzorgmiddelen.
18.1 Inleiding.
18.2 Voedingssupplementen.
18.3 Fytotherapie.
18.4 Homeopathie.
18.5 Enkele veelgebruikte kruidenmiddelen.
Deel C.
19 Een vermijdbare ziekenhuisopname door een geneesmiddelgerelateerd valincident.
19.1 Inleiding.
19.2 Intrinsieke risicofactoren voor vallen.
19.3 De invloed van geneesmiddelen op het valrisico.
19.4 Gevolgen van vallen, het ontstaan van een fractuur.
19.5 Terug naar de casus.
20 Een ziekenhuisopname door dehydratie en electrolytstoornissen.
20.1 Inleiding.
20.2 Fysiologie van de volumeverdeling.
20.3 Pathofysiologie en klinisch beeld van een verstoorde vocht
en elektrolytenbalans.
20.4 Geneesmiddelen die de vocht
en elektrolytenbalans kunnen ontregelen.
20.5 Risicofactoren bij ouderen voor een verstoorde vocht
en elektrolytenbalans.
20.6 Terug naar de casus.
21 Een ziekenhuisopname vanwege een gastro
intestinale bloeding.
21.1 Inleiding.
21.2 Klinisch beeld.
21.3 Geneesmiddelen die een verhoogd risico op een gastro
intestinale bloeding kunnen veroorzaken.
21.4 Terug naar de casus.
22 Een ziekenhuisopname tijdens behandeling met chemotherapie.
22.1 Inleiding.
22.2 Chemotherapie.
22.3 Misselijkheid en braken bij chemotherapie.
22.4 Vermoeidheid en koorts bij chemotherapeutische behandeling.
22.5 Neuropathie door cytostatica.
22.6 Terug naar de casus.
23 Evalueren van geneesmiddelgebruik bij een oudere vrouw met obstipatie.
23.1 Inleiding.
23.2 Het recept.
23.3 Evaluatie van de patiëntgegevens.
23.4 Evaluatie van de klachten.
23.5 Evaluatie van het geneesmiddelgebruik.
23.6 Interventie door de zorgprofessional.
Bijlage Achtergrondinformatie over de fysiologie van het spijsverteringsstelsel.
Literatuur.
Afkortingen.
Register
Deel A.
1 Wet
en regelgeving rondom geneesmiddelen.
1.1 Inleiding.
1.2 De Geneesmiddelenwet.
1.3 Wet medisch
wetenschappelijk onderzoek met mensen.
1.4 De Opiumwet.
1.5 Wetten op de beroepen in de individuele gezondheidszorg.
1.6 Geneesmiddelenvergoeding.
1.7 Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO).
2 Geneesmiddeleninformatie .
2.1 Inleiding.
2.2 Betrouwbare bronnen voor informatie over geneesmiddelen.
2.3 Zoeken van informatie over een geneesmiddel.
3 Geneesmiddelen.
3.1 Inleiding.
3.2 Geneesmiddelen algemeen.
3.3 De toedieningswijze van geneesmiddelen.
3.4 De toedieningsvorm van een geneesmiddel.
Bijlage Voorbeelden van verschillende toedieningsvormen.
4 Geneesmiddelgebruik.
4.1 Inleiding.
4.2 Het voorschrijven en afleveren van een geneesmiddel.
4.3 Het monitoren van geneesmiddelgebruik en signaleren van neveneffecten.
5 Omgaan met geneesmiddelen.
5.1 Inleiding.
5.2 Geneesmiddelgebruik in Nederland.
5.3 Veilig geneesmiddelgebruik.
Bijlage Begrippenlijst culturele diversiteit.
6 Het geneesmiddel en het lichaam.
6.1 Inleiding.
6.2 Farmacokinetiek.
6.3 De plasmaspiegel.
6.4 Farmacodynamiek.
6.5 Een afwijkende plasmaspiegel.
6.6 Zwangerschap en lactatie.
Deel B.
Inleiding deel B.
7 Middelen met effect op het spijsverteringsstelsel.
7.1 Inleiding.
7.2 Middelen met invloed op de maagsapsecretie.
7.3 Middelen bij misselijkheid en braken.
7.4 Middelen bij obstipatie.
7.5 Middelen bij diarree.
8 Middelen ter bevordering van de gaswisseling.
8.1 Inleiding.
8.2 Middelen met een toepassing voor de neusholte.
8.3 Middelen met een toepassing voor de keelholte.
8.4 Middelen met een toepassing voor de luchtwegen.
8.5 Middelen om de gaswisseling te verbeteren.
9 Middelen met effect op de circulatie.
9.2 Geneesmiddelgroepen met invloed op de circulatie.
9.3 Middelen ter preventie van hart
en vaataandoeningen.
9.4 Middelen met effect op hart en vaten.
9.5 Middelen met effect op het volume.
9.5.1 Middelen bij overvulling.
9.5.2 Middelen bij ondervulling.
Bijlage Middelen met effect op de circulatie.
10 Middelen met effect op de huid.
10.1 Inleiding.
10.2 Basispreparaten.
10.3 Lokale behandeling van huidaandoeningen.
10.4 Systemische behandeling van huidaandoeningen.
11 Middelen met effect op micro
organismen.
11.1 Inleiding.
11.2 Ziekteverwekkers.
11.3 Infectiepreventie.
11.4 Infectiebestrijding.
11.5 Middelen tegen parasieten en schimmels.
11.6 Middelen met remmend effect op bacteriën.
11.7 Middelen tegen virussen.
12 Middelen met effect op het metabolisme.
12.1 Inleiding.
12.2 Middelen met een algemeen effect op het celmetabolisme.
12.3 Middelen met effect op de glucosehuishouding.
12.4 Corticosteroïden.
12.5 Middelen met effect op de vethuishouding.
12.6 Middelen met effect op het beenmetabolisme.
13 Middelen met effect op weefselherstel en perfusie.
13.1 Inleiding.
13.2 Middelen met effect op de weefselperfusie.
13.3 Middelen ter preventie van ongewenste stolling.
13.4 Middelen met immunosuppressief effect.
13.5 Middelen bij auto
immuunaandoeningen.
13.6 Middelen bij jicht.
13.7 Middelen met effect op steunweefsel.
14 Middelen ter bestrijding van pijn.
14.1 Inleiding.
14.2 Middelen bij pijn.
14.3 Perifere analgetica.
14.4 Centrale analgetica.
14.5 Middelen bij pijn bij kanker.
14.6 Middelen bij neuropathische pijn.
14.7 Middelen bij migraine.
15 Middelen met effect op voortplantingsorganen.
15.1 Inleiding.
15.2 Middelen voor de vrouw.
15.3 Premenopauzaal gebruik van synthetische geslachtshormonen.
15.4 Peri
en postmenopauzale toepassing van synthetische geslachtshormonen.
15.5 Middelen bij zwangerschap.
15.6 Incontinentie en urineweginfecties.
15.7 Middelen voor de man.
16 Middelen met effect op celdeling en celmetabolisme.
16.1 Inleiding.
16.2 De celdeling en het effect van geneesmiddelen.
16.3 Cytotoxische middelen.
16.4 Cytostatische middelen.
16.5 Overige middelen.
17 Middelen met effect op het CZS.
17.1 Inleiding.
17.2 Het CZS, neurotransmitters en geneesmiddelen.
17.3 Middelen met een dempend effect op het zenuwstelsel.
17.4 Middelen met een stimulerend effect op het CZS.
Bijlage Overzicht indicaties.
18 Zelfzorgmiddelen.
18.1 Inleiding.
18.2 Voedingssupplementen.
18.3 Fytotherapie.
18.4 Homeopathie.
18.5 Enkele veelgebruikte kruidenmiddelen.
Deel C.
19 Een vermijdbare ziekenhuisopname door een geneesmiddelgerelateerd valincident.
19.1 Inleiding.
19.2 Intrinsieke risicofactoren voor vallen.
19.3 De invloed van geneesmiddelen op het valrisico.
19.4 Gevolgen van vallen, het ontstaan van een fractuur.
19.5 Terug naar de casus.
20 Een ziekenhuisopname door dehydratie en electrolytstoornissen.
20.1 Inleiding.
20.2 Fysiologie van de volumeverdeling.
20.3 Pathofysiologie en klinisch beeld van een verstoorde vocht
en elektrolytenbalans.
20.4 Geneesmiddelen die de vocht
en elektrolytenbalans kunnen ontregelen.
20.5 Risicofactoren bij ouderen voor een verstoorde vocht
en elektrolytenbalans.
20.6 Terug naar de casus.
21 Een ziekenhuisopname vanwege een gastro
intestinale bloeding.
21.1 Inleiding.
21.2 Klinisch beeld.
21.3 Geneesmiddelen die een verhoogd risico op een gastro
intestinale bloeding kunnen veroorzaken.
21.4 Terug naar de casus.
22 Een ziekenhuisopname tijdens behandeling met chemotherapie.
22.1 Inleiding.
22.2 Chemotherapie.
22.3 Misselijkheid en braken bij chemotherapie.
22.4 Vermoeidheid en koorts bij chemotherapeutische behandeling.
22.5 Neuropathie door cytostatica.
22.6 Terug naar de casus.
23 Evalueren van geneesmiddelgebruik bij een oudere vrouw met obstipatie.
23.1 Inleiding.
23.2 Het recept.
23.3 Evaluatie van de patiëntgegevens.
23.4 Evaluatie van de klachten.
23.5 Evaluatie van het geneesmiddelgebruik.
23.6 Interventie door de zorgprofessional.
Bijlage Achtergrondinformatie over de fysiologie van het spijsverteringsstelsel.
Literatuur.
Afkortingen.
Register
Digitaal verder studeren.
Deel A.
1 Wet
en regelgeving rondom geneesmiddelen.
1.1 Inleiding.
1.2 De Geneesmiddelenwet.
1.3 Wet medisch
wetenschappelijk onderzoek met mensen.
1.4 De Opiumwet.
1.5 Wetten op de beroepen in de individuele gezondheidszorg.
1.6 Geneesmiddelenvergoeding.
1.7 Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO).
2 Geneesmiddeleninformatie .
2.1 Inleiding.
2.2 Betrouwbare bronnen voor informatie over geneesmiddelen.
2.3 Zoeken van informatie over een geneesmiddel.
3 Geneesmiddelen.
3.1 Inleiding.
3.2 Geneesmiddelen algemeen.
3.3 De toedieningswijze van geneesmiddelen.
3.4 De toedieningsvorm van een geneesmiddel.
Bijlage Voorbeelden van verschillende toedieningsvormen.
4 Geneesmiddelgebruik.
4.1 Inleiding.
4.2 Het voorschrijven en afleveren van een geneesmiddel.
4.3 Het monitoren van geneesmiddelgebruik en signaleren van neveneffecten.
5 Omgaan met geneesmiddelen.
5.1 Inleiding.
5.2 Geneesmiddelgebruik in Nederland.
5.3 Veilig geneesmiddelgebruik.
Bijlage Begrippenlijst culturele diversiteit.
6 Het geneesmiddel en het lichaam.
6.1 Inleiding.
6.2 Farmacokinetiek.
6.3 De plasmaspiegel.
6.4 Farmacodynamiek.
6.5 Een afwijkende plasmaspiegel.
6.6 Zwangerschap en lactatie.
Deel B.
Inleiding deel B.
7 Middelen met effect op het spijsverteringsstelsel.
7.1 Inleiding.
7.2 Middelen met invloed op de maagsapsecretie.
7.3 Middelen bij misselijkheid en braken.
7.4 Middelen bij obstipatie.
7.5 Middelen bij diarree.
8 Middelen ter bevordering van de gaswisseling.
8.1 Inleiding.
8.2 Middelen met een toepassing voor de neusholte.
8.3 Middelen met een toepassing voor de keelholte.
8.4 Middelen met een toepassing voor de luchtwegen.
8.5 Middelen om de gaswisseling te verbeteren.
9 Middelen met effect op de circulatie.
9.2 Geneesmiddelgroepen met invloed op de circulatie.
9.3 Middelen ter preventie van hart
en vaataandoeningen.
9.4 Middelen met effect op hart en vaten.
9.5 Middelen met effect op het volume.
9.5.1 Middelen bij overvulling.
9.5.2 Middelen bij ondervulling.
Bijlage Middelen met effect op de circulatie.
10 Middelen met effect op de huid.
10.1 Inleiding.
10.2 Basispreparaten.
10.3 Lokale behandeling van huidaandoeningen.
10.4 Systemische behandeling van huidaandoeningen.
11 Middelen met effect op micro
organismen.
11.1 Inleiding.
11.2 Ziekteverwekkers.
11.3 Infectiepreventie.
11.4 Infectiebestrijding.
11.5 Middelen tegen parasieten en schimmels.
11.6 Middelen met remmend effect op bacteriën.
11.7 Middelen tegen virussen.
12 Middelen met effect op het metabolisme.
12.1 Inleiding.
12.2 Middelen met een algemeen effect op het celmetabolisme.
12.3 Middelen met effect op de glucosehuishouding.
12.4 Corticosteroïden.
12.5 Middelen met effect op de vethuishouding.
12.6 Middelen met effect op het beenmetabolisme.
13 Middelen met effect op weefselherstel en perfusie.
13.1 Inleiding.
13.2 Middelen met effect op de weefselperfusie.
13.3 Middelen ter preventie van ongewenste stolling.
13.4 Middelen met immunosuppressief effect.
13.5 Middelen bij auto
immuunaandoeningen.
13.6 Middelen bij jicht.
13.7 Middelen met effect op steunweefsel.
14 Middelen ter bestrijding van pijn.
14.1 Inleiding.
14.2 Middelen bij pijn.
14.3 Perifere analgetica.
14.4 Centrale analgetica.
14.5 Middelen bij pijn bij kanker.
14.6 Middelen bij neuropathische pijn.
14.7 Middelen bij migraine.
15 Middelen met effect op voortplantingsorganen.
15.1 Inleiding.
15.2 Middelen voor de vrouw.
15.3 Premenopauzaal gebruik van synthetische geslachtshormonen.
15.4 Peri
en postmenopauzale toepassing van synthetische geslachtshormonen.
15.5 Middelen bij zwangerschap.
15.6 Incontinentie en urineweginfecties.
15.7 Middelen voor de man.
16 Middelen met effect op celdeling en celmetabolisme.
16.1 Inleiding.
16.2 De celdeling en het effect van geneesmiddelen.
16.3 Cytotoxische middelen.
16.4 Cytostatische middelen.
16.5 Overige middelen.
17 Middelen met effect op het CZS.
17.1 Inleiding.
17.2 Het CZS, neurotransmitters en geneesmiddelen.
17.3 Middelen met een dempend effect op het zenuwstelsel.
17.4 Middelen met een stimulerend effect op het CZS.
Bijlage Overzicht indicaties.
18 Zelfzorgmiddelen.
18.1 Inleiding.
18.2 Voedingssupplementen.
18.3 Fytotherapie.
18.4 Homeopathie.
18.5 Enkele veelgebruikte kruidenmiddelen.
Deel C.
19 Een vermijdbare ziekenhuisopname door een geneesmiddelgerelateerd valincident.
19.1 Inleiding.
19.2 Intrinsieke risicofactoren voor vallen.
19.3 De invloed van geneesmiddelen op het valrisico.
19.4 Gevolgen van vallen, het ontstaan van een fractuur.
19.5 Terug naar de casus.
20 Een ziekenhuisopname door dehydratie en electrolytstoornissen.
20.1 Inleiding.
20.2 Fysiologie van de volumeverdeling.
20.3 Pathofysiologie en klinisch beeld van een verstoorde vocht
en elektrolytenbalans.
20.4 Geneesmiddelen die de vocht
en elektrolytenbalans kunnen ontregelen.
20.5 Risicofactoren bij ouderen voor een verstoorde vocht
en elektrolytenbalans.
20.6 Terug naar de casus.
21 Een ziekenhuisopname vanwege een gastro
intestinale bloeding.
21.1 Inleiding.
21.2 Klinisch beeld.
21.3 Geneesmiddelen die een verhoogd risico op een gastro
intestinale bloeding kunnen veroorzaken.
21.4 Terug naar de casus.
22 Een ziekenhuisopname tijdens behandeling met chemotherapie.
22.1 Inleiding.
22.2 Chemotherapie.
22.3 Misselijkheid en braken bij chemotherapie.
22.4 Vermoeidheid en koorts bij chemotherapeutische behandeling.
22.5 Neuropathie door cytostatica.
22.6 Terug naar de casus.
23 Evalueren van geneesmiddelgebruik bij een oudere vrouw met obstipatie.
23.1 Inleiding.
23.2 Het recept.
23.3 Evaluatie van de patiëntgegevens.
23.4 Evaluatie van de klachten.
23.5 Evaluatie van het geneesmiddelgebruik.
23.6 Interventie door de zorgprofessional.
Bijlage Achtergrondinformatie over de fysiologie van het spijsverteringsstelsel.
Literatuur.
Afkortingen.
Register
Deel A.
1 Wet
en regelgeving rondom geneesmiddelen.
1.1 Inleiding.
1.2 De Geneesmiddelenwet.
1.3 Wet medisch
wetenschappelijk onderzoek met mensen.
1.4 De Opiumwet.
1.5 Wetten op de beroepen in de individuele gezondheidszorg.
1.6 Geneesmiddelenvergoeding.
1.7 Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO).
2 Geneesmiddeleninformatie .
2.1 Inleiding.
2.2 Betrouwbare bronnen voor informatie over geneesmiddelen.
2.3 Zoeken van informatie over een geneesmiddel.
3 Geneesmiddelen.
3.1 Inleiding.
3.2 Geneesmiddelen algemeen.
3.3 De toedieningswijze van geneesmiddelen.
3.4 De toedieningsvorm van een geneesmiddel.
Bijlage Voorbeelden van verschillende toedieningsvormen.
4 Geneesmiddelgebruik.
4.1 Inleiding.
4.2 Het voorschrijven en afleveren van een geneesmiddel.
4.3 Het monitoren van geneesmiddelgebruik en signaleren van neveneffecten.
5 Omgaan met geneesmiddelen.
5.1 Inleiding.
5.2 Geneesmiddelgebruik in Nederland.
5.3 Veilig geneesmiddelgebruik.
Bijlage Begrippenlijst culturele diversiteit.
6 Het geneesmiddel en het lichaam.
6.1 Inleiding.
6.2 Farmacokinetiek.
6.3 De plasmaspiegel.
6.4 Farmacodynamiek.
6.5 Een afwijkende plasmaspiegel.
6.6 Zwangerschap en lactatie.
Deel B.
Inleiding deel B.
7 Middelen met effect op het spijsverteringsstelsel.
7.1 Inleiding.
7.2 Middelen met invloed op de maagsapsecretie.
7.3 Middelen bij misselijkheid en braken.
7.4 Middelen bij obstipatie.
7.5 Middelen bij diarree.
8 Middelen ter bevordering van de gaswisseling.
8.1 Inleiding.
8.2 Middelen met een toepassing voor de neusholte.
8.3 Middelen met een toepassing voor de keelholte.
8.4 Middelen met een toepassing voor de luchtwegen.
8.5 Middelen om de gaswisseling te verbeteren.
9 Middelen met effect op de circulatie.
9.2 Geneesmiddelgroepen met invloed op de circulatie.
9.3 Middelen ter preventie van hart
en vaataandoeningen.
9.4 Middelen met effect op hart en vaten.
9.5 Middelen met effect op het volume.
9.5.1 Middelen bij overvulling.
9.5.2 Middelen bij ondervulling.
Bijlage Middelen met effect op de circulatie.
10 Middelen met effect op de huid.
10.1 Inleiding.
10.2 Basispreparaten.
10.3 Lokale behandeling van huidaandoeningen.
10.4 Systemische behandeling van huidaandoeningen.
11 Middelen met effect op micro
organismen.
11.1 Inleiding.
11.2 Ziekteverwekkers.
11.3 Infectiepreventie.
11.4 Infectiebestrijding.
11.5 Middelen tegen parasieten en schimmels.
11.6 Middelen met remmend effect op bacteriën.
11.7 Middelen tegen virussen.
12 Middelen met effect op het metabolisme.
12.1 Inleiding.
12.2 Middelen met een algemeen effect op het celmetabolisme.
12.3 Middelen met effect op de glucosehuishouding.
12.4 Corticosteroïden.
12.5 Middelen met effect op de vethuishouding.
12.6 Middelen met effect op het beenmetabolisme.
13 Middelen met effect op weefselherstel en perfusie.
13.1 Inleiding.
13.2 Middelen met effect op de weefselperfusie.
13.3 Middelen ter preventie van ongewenste stolling.
13.4 Middelen met immunosuppressief effect.
13.5 Middelen bij auto
immuunaandoeningen.
13.6 Middelen bij jicht.
13.7 Middelen met effect op steunweefsel.
14 Middelen ter bestrijding van pijn.
14.1 Inleiding.
14.2 Middelen bij pijn.
14.3 Perifere analgetica.
14.4 Centrale analgetica.
14.5 Middelen bij pijn bij kanker.
14.6 Middelen bij neuropathische pijn.
14.7 Middelen bij migraine.
15 Middelen met effect op voortplantingsorganen.
15.1 Inleiding.
15.2 Middelen voor de vrouw.
15.3 Premenopauzaal gebruik van synthetische geslachtshormonen.
15.4 Peri
en postmenopauzale toepassing van synthetische geslachtshormonen.
15.5 Middelen bij zwangerschap.
15.6 Incontinentie en urineweginfecties.
15.7 Middelen voor de man.
16 Middelen met effect op celdeling en celmetabolisme.
16.1 Inleiding.
16.2 De celdeling en het effect van geneesmiddelen.
16.3 Cytotoxische middelen.
16.4 Cytostatische middelen.
16.5 Overige middelen.
17 Middelen met effect op het CZS.
17.1 Inleiding.
17.2 Het CZS, neurotransmitters en geneesmiddelen.
17.3 Middelen met een dempend effect op het zenuwstelsel.
17.4 Middelen met een stimulerend effect op het CZS.
Bijlage Overzicht indicaties.
18 Zelfzorgmiddelen.
18.1 Inleiding.
18.2 Voedingssupplementen.
18.3 Fytotherapie.
18.4 Homeopathie.
18.5 Enkele veelgebruikte kruidenmiddelen.
Deel C.
19 Een vermijdbare ziekenhuisopname door een geneesmiddelgerelateerd valincident.
19.1 Inleiding.
19.2 Intrinsieke risicofactoren voor vallen.
19.3 De invloed van geneesmiddelen op het valrisico.
19.4 Gevolgen van vallen, het ontstaan van een fractuur.
19.5 Terug naar de casus.
20 Een ziekenhuisopname door dehydratie en electrolytstoornissen.
20.1 Inleiding.
20.2 Fysiologie van de volumeverdeling.
20.3 Pathofysiologie en klinisch beeld van een verstoorde vocht
en elektrolytenbalans.
20.4 Geneesmiddelen die de vocht
en elektrolytenbalans kunnen ontregelen.
20.5 Risicofactoren bij ouderen voor een verstoorde vocht
en elektrolytenbalans.
20.6 Terug naar de casus.
21 Een ziekenhuisopname vanwege een gastro
intestinale bloeding.
21.1 Inleiding.
21.2 Klinisch beeld.
21.3 Geneesmiddelen die een verhoogd risico op een gastro
intestinale bloeding kunnen veroorzaken.
21.4 Terug naar de casus.
22 Een ziekenhuisopname tijdens behandeling met chemotherapie.
22.1 Inleiding.
22.2 Chemotherapie.
22.3 Misselijkheid en braken bij chemotherapie.
22.4 Vermoeidheid en koorts bij chemotherapeutische behandeling.
22.5 Neuropathie door cytostatica.
22.6 Terug naar de casus.
23 Evalueren van geneesmiddelgebruik bij een oudere vrouw met obstipatie.
23.1 Inleiding.
23.2 Het recept.
23.3 Evaluatie van de patiëntgegevens.
23.4 Evaluatie van de klachten.
23.5 Evaluatie van het geneesmiddelgebruik.
23.6 Interventie door de zorgprofessional.
Bijlage Achtergrondinformatie over de fysiologie van het spijsverteringsstelsel.
Literatuur.
Afkortingen.
Register